His­to­riek en ver­ha­len

Maak kennis met de majestueuze woningen van de adellijke families d’Hane Steenhuyse en Vander Haeghen. Kleurrijke salons, kunstig meubilair, weelderig behang en zinnenprikkelende muurschilderingen flitsen je tweehonderd jaar terug in de tijd.

Hotel d'Hane Steenhuyse

Upstairs downstairs

In de Veldstraat van Gent staat een achttiende-eeuwse hôtel de maître met een hemelse balzaal en weelderig versierde salons. In het gastenboek staan illustere personen zoals de Franse koning Louis XVIII, de Russische tsaar Alexander I en Frederik I, prins van Oranje. Het gerestaureerde interieur doet dromen van adellijke feesten. De majestueuze eretrap geeft uit op de eerste verdieping met de veel intiemere kamers: de (aparte) slaapkamers van de graaf en gravin, de muzieksalon en de appartementen voor de kinderen. Diensttrappen leiden naar de personeelsvertrekken. Een vergeten wereld van upstairs downstairs.   

Gekroonde hoofden

Op 16 juli 1698 kocht jonkheer Jean-Baptiste d’Hane (1659-1725) het huis in de Veldstraat. De familie d'Hane was een oude Gentse familie die al eeuwen deelnam aan het lokale politieke leven maar pas sinds enkele decennia in de adelstand was verheven. In de jaren na de aankoop werd het gebouw uitgebreid en verfraaid, zodat het op het einde van de achttiende eeuw was uitgegroeid tot een waar stadspaleis. Met graaf Jean-Baptiste d’Hane de Steenhuyse (1757-1826) kreeg het huis haar prestigieuze reputatie door de vele voorname gasten en gekroonde hoofden die er logeerden. Niet alleen Frederik I, prins van Oranje en Alexander I, tsaar van Rusland vonden er logies, ook de Franse koning Lodewijk XVIII vond er onderdak nadat hij in 1815 was gevlucht voor de troepen van Napoleon.

In 1953 werd het gebouw een beschermd monument. De stad Gent kocht het in 1981. Sedertdien heeft het hôtel de maître een culturele bestemming. 

Huis Arnold Vander Haeghen

De glorietijd van Arnold Vander Haeghen

Het interieur van dit prachtige huis roept de sfeer van het begin van de twintigste eeuw op: de glorietijd van Arnold Vander Haeghen. Arnold was een gepassioneerd amateurfotograaf die gerust als een streetphotographer avant la lettre kan bestempeld worden. Met zijn fototoestel trok hij de straat op en fotografeerde er de mensen in hun dagelijkse doen en laten. Dat interesseerde hem meer dan de spectaculaire gebeurtenissen. Zijn foto’s bieden dan ook een schat aan informatie over het Gentse en Vlaamse leven rond de eeuwwisseling, waarbij zowel het leven van de gewone man als dat van de burgerij aan bod komt.

Chinees salon

In de vestibule en de eetkamer snuif je een vleugje belle epoque op, terwijl het Chinees salon, met haar origineel 18de-eeuws zijden behang ook voor de familie Vander Haeghen een pronkkamer was. Het behang is dan ook uniek in haar soort. Hoewel er in Gent nog een zestal Chinese salons bewaard zijn gebleven, is er alleen in het Chinees salon van Huis Arnold Vander Haeghen op zijde gewerkt. Alle andere wandschilderingen zijn uitgevoerd op papier, dat versterkt werd op een drager van linnen.

Kabinet Maeterlinck

Het buitenbeentje in Huis Arnold Vander Haeghen is het kabinet van Maurice Maeterlinck, een tijdgenoot van Arnold Vander Haeghen. Voor alle duidelijkheid: Nobelprijswinnaar Maurice Maeterlinck verbleef nooit in het huis. Zijn werkkamer uit Orlamonde in Nice, waar hij tot aan zijn dood in 1949 woonde en werkte, werd in 1973 door de familie aan de stad Gent geschonken. In de Veldstraat 82 vond het een goed onderkomen.

Historiek

In 1771 werd het pand aangekocht door de Gentse textielbaron J. Clemmen, naar wie het lang vernoemd werd. Hij liet de voorgevel verrijken met classicistische en barokke decoratieve elementen. Ook liet hij het pand aan de achterzijde uitbreiden met een extra vleugel, waarin hij een katoendrukkerij vestigde. 

In 1836 werd het herenhuis eigendom van de Gentse familie Vander Haeghen. Deze familie liet het gebouw bij testament na aan de stad Gent, maar op voorwaarde dat er een museumfunctie aan zou worden gegeven. In 1953 werd het pand dan ook als museum toegankelijk. Sinds 1997 is in het gebouw eveneens in gebruik door de Diensten Cultuur en Kunsten van de stad Gent.